08 maart 2017

Innovatie in de tuinbouw – Deliflor

De teelt van chrysanten is door het ontbreken van een effectief middelen- en maatregelenpakket erg lastig geworden in Nederland. Volgens Peter Zaat, commercieel directeur van Deliflor in Maasdijk, verdwijnen enkele vitale toepassingen in de gewasbescherming, zonder dat daar meteen alternatieven voor beschikbaar zijn. Toch is hij positief over de toekomst.

We zijn in gesprek met Peter Zaat en bedrijfsleider Peter Kuijvenhoven van Deliflor. Tevens zitten technisch directeur Dirk Bakker en tuinbouwspecialisten Guido Halbersma en Edwin Datthijn van Van Iperen aan tafel. Beide bedrijven zetten zich gepassioneerd in voor het behoud van chrysantenteelt in ons land.

Zaat: “het beleid van de Nederlandse overheid is op de korte termijn heel lastig en op de lange termijn onzeker. De problemen waar we nu mee te maken hebben, zijn niet eenvoudig op te lossen. Tegelijkertijd dwingt het ons om innovatief te zijn en oplossingen te zoeken. En dat is het mooie van de Nederlandse tuinbouwsector, dat lukt ons tot nu toe iedere keer nog weer. Maar er is wel een voorwaarde aan verbonden: we kunnen nu absoluut geen etiket- en middelenbeperkingen meer hebben. Geef ons de gelegenheid om innovatief te blijven.”

Bakker: “Als de teelt naar het buitenland verhuist vanwege economische redenen, dan zij dat zo. Maar als bemesting en gewasbescherming de oorzaken zijn, dan mogen we dat niet laten gebeuren. We moeten ons actief in blijven zetten voor een breed, legaal middelenpakket dat werkt, ook tegen trips.”

Daarmee raakt Bakker een gevoelige snaar. Door de rigide versmalling van het middelenpakket zorgt trips voor veel problemen, met name in de chrysantenteelt. Zaat: “De omslag naar geïntegreerde gewasbescherming in de chrysantenteelt is misschien ook wel te snel gegaan. Nadat de geïntegreerde gewasbescherming in andere teelten succesvol bleek, is de chrysantenteelt in korte tijd helemaal omgegaan van 100% chemisch naar geïntegreerde gewasbescherming.” Inmiddels is alles onder controle, behalve trips. “Ik heb de indruk dat we trips door die snelle overgang als het ware de kans hebben gegeven.

Deliflor, ook actief in Afrika en Zuid-Amerika, ziet dat er met name in Colombia veel ervaring is op het gebied van geïntegreerde bescherming. “De bedrijven daar zijn enorm groot. Bijna elke kweker heeft een eigen lab. Dat geeft hen op het gebied van geïntegreerd telen een voorsprong op de Nederlandse kwekers. In Nederland is het fundamentele onderzoek tot een minimum beperkt door de terugtrekkende overheid. En kwekers kunnen door de schaalgrootte en de intensiviteit van de teelt nooit de onderzoeken doen die ze in Colombia uitvoeren. En hoewel het middelenpakket daar op dit moment nog wel wat breder is dan wat in Nederland is toegestaan, kunnen we daar natuurlijk het één en ander van leren. zo wordt er veel geëxperimenteerd met bodemschimmels en ‘groene gewasbescherming’om daarmee de weerbaarheid van de bodem en die van het gewas te vergroten.”

De vraag dringt zich op of wij in Nederland met een smaller middelenpakket niet per definitie op achterstand staan? Volgens Zaat is dat nog niet het geval. Bakker bevestigt dat: “Ook als het om gewasbeschermingsmiddelen gaat, is Nederland Europees gezien gidsland. Vooral fabrikanten kijken naar wat hier gebeurt. Dat wat in Nederland verboden wordt, wordt in het buitenland vroeg of laat overgenomen.” Zaat: “Op onze stekbedrijven in Afrika hebben we er bewust voor gekozen om het aantal middelen terug te brengen, ook al is het nog steeds toegestaan om ze daar te gebruiken. Zo voorkomen we dat we hier te maken krijgen met de schadelijke effecten van residuen, waardoor de geïntegreerde teelt niet van de grond kan komen.” Halbersma: “We leren hier heel snel. Vroeger werd hier blind met uitsluitend chemische middelen gespoten. Recent hebben we een succesvolle geïntegreerde teelt van chrysanten op poten gezet. En nu staan we aan de vooravond van een ‘groene’ golf die in het huidige systeem ingepast moet worden. Ik verwacht dat de geïntegreerde systeemaanpak over tien jaar voor nog zo’n 10% uit chemische middelen zal bestaan.”

Op eenzame hoogte

Ten aanzien van de concurrentiepositie van de sector maken de deelnemers aan het gesprek zich geen grote zorgen: “Met de chrysantenteelt in Nederland staan we als het om kwaliteit gaat op eenzame hoogte. En dat is wereldwijd bekend. Maar het is een hele uitdaging om dat ook zo te houden. Door het te smalle middelenpakket zijn kwekers vooral druk met het oplossen van problemen, zoals trips en de financiële consequenties daarvan. We zijn zo druk met overleven dat er weinig ruimte overblijft om nieuwe wegen te ontdekken. De laatste tijd komen er vanuit de sector echter weer nieuwe initiatieven van de grond.”

Zaat: “De sector kijkt ook naar andere teeltmethoden, zodat we efficiënter kunnen telen en de emissie omlaag kunnen brengen. Zo kijken we met belangstelling naar de proeven die gedaan worden met de teelt op water. Het is spijtig dat dit nog niet echt wil lukken, want door veel meer takken per vierkante meter te produceren kunnen we een flinke kostprijsverlaging realiseren. En natuurlijk een halt toeroepen aan de tripsproblematiek!”

“Het is belangrijk dat we als sector, samen met toeleveringsbedrijven als Van Iperen, blijven innoveren. Het bijzondere van de Nederlandse tuinbouw in het algemeen en van de chrysantenteelt in het bijzonder is dat we heel solidair zijn en ook bereid zijn om veel geld te steken in onderzoek. Wij onderscheiden ons wereldwijd doordat we het scharnierpunt zijn van de handel én veel kennis in huis hebben. Dat moeten we vooral zo houden!”