03 mei 2017

Mineralen toedienen kan veel effectiever en goedkoper

Melkveehouders voeren zo’n 1.000 tot 3.000 euro aan mineralen. Volgens ruwvoerspecialist Piet Riemersma kan dit veel effectiever en goedkoper. „Wanneer bij de bemesting al rekening wordt gehouden met het toedienen van belangrijke sporenelementen dan sla je drie vliegen in één klap. Je focust daarbij niet alleen op de gezondheid van het dier, maar zorgt ook voor een gezonde bodem en vitaal gewas. Daarnaast hoef je minder aan het voerhek te corrigeren. Bij de bemesting voor de tweede snede hebben veehouders weer de mogelijkheid om de juiste keuzes te maken.”

De Gezondheidsdienst voor Dieren liet in 2016 zien dat de gehalten aan jodium, koper, selenium en zink in tankmelk in de weideperiode stukken lager liggen dan in de stalperiode. Met andere woorden, in de stalperiode wordt meer krachtvoer en of mineralenmengsels gevoerd om het tekort in het ruwvoer aan te vullen. Feit is dus dat de gehalten aan sporenelementen in gras(kuilen) steeds verder onder druk komen.

Tekorten geleidelijk ontstaan

Volgens Riemersma, ruwvoerspecialist bij Van Iperen, zijn de tekorten de laatste jaren geleidelijk ontstaan. „We zien steeds vaker dat het gewas en de dieren ons dat ‘vertellen’. In de basis (bodem en bemesting) is dus nog veel winst te halen. Zowel voor bodemgezondheid, gewasgezondheid als diergezondheid zijn sporenelementen via de bemesting een goede investering. Voor nog geen 10 euro per hectare per snede kun je bijvoorbeeld in een vloeibare vorm selenium en kobalt waarden in je ruwvoer verbeteren.”

„Kijk eens kritisch naar je kuil- en bodemanalyses”, adviseert Riemersma dan ook. „Als je daar tekorten ziet dan weet je dat je en het gewas en je dieren een plezier doet door het aan te vullen. Alle sporenelementen in het ruwvoer zijn organisch gebonden, dus goed benutbaar en als de kwaliteit van het ruwvoer goed is, ook qua sporenelementen hoef je minder aan het voerhek te corrigeren.”

Eiwitkwaliteit verbeteren

De ruwvoerspecialist geeft aan dat de eerste en de tweede snede bepalen in kwantitatieve zin ongeveer 60 procent van de graskuilvoorraad. „In kwalitatieve zin worden deze kuilen in de winter gevoerd aan de melkgevende koeien en daarmee verantwoordelijk voor een nog grotere bijdrage aan goed melken tegen een lage kostprijs.”

In een eerdere publicatie heeft Van Iperen stil gestaan bij de invloed van de keuze van de meststof op de eiwitkwaliteit in het gras(kuil). In de tabel nog even de resultaten van die keuzes voor de eerste en de tweede snede

Opbrengst gegevens 2010-2015, 144 voederwaardeanalyses.

Riemersma legt uit dat een betere DVE/OEB verhouding een hogere opname uit eigen geteeld gras(kuil) geeft en dus eigen eiwit. „Als dat gerealiseerd wordt is er minder eiwitaankoop in de vorm van soja nodig en of minder energierijk corrigerend voer om het OEB overschot weg te werken. Voldoende kwalitatief goed eiwit (DVE) met een lager OEB in eigen geteeld gras geeft een hogere eiwitbenutting van je eigen land, lagere voerkosten, een lager ureum in de melk en gezondere koeien.”

Klik hier voor meer informatie over vloeibare sporenelementen voor ruwvoer.

Powerbasic SeCo

Powerbasic Sporenmix