05 oktober 2017

80 miljoen tulpenbollen op Flakkee

"Achterover leunen doen we niet"

Interview met: Laurens Maliepaard (Maliepaard Bloembollen) en Jan van der Slik (Van Iperen)

Toen hij 16 was, kwam hij bij zijn vader in het bedrijf. Een kwart eeuw later is er volgens Laurens Maliepaard veel veranderd. Een boeiend gesprek met een rasechte Flakkeese bloembollenteler die naar eigen zeggen altijd “vol gas doorgaat”.

“Op het moment dat ik in de zaak kwam, teelden we 14 hectare gladiolen en eenzelfde oppervlakte tulpen. We kregen echter steeds meer te maken met droogrot. Deze grondgebonden ziekte raak je niet meer kwijt en maakt het onmogelijk om met gladiolen verder te gaan. Ik heb toen een poosje de verwerking voor een aantal telers gedaan, maar de marges werden steeds kleiner. Tien jaar geleden stapten we uiteindelijk helemaal over op tulpen.”

Steeds meer bloembollen

Daar bleef het niet bij. Het bedrijf van Maliepaard behoort inmiddels met 150 hectaren en zo’n 70 tot 80 miljoen bloembollen per jaar tot de vijf grootste bloembollentelers van Nederland. Maar niet alleen de omvang, ook de manier van werken veranderde volgens Laurens door de jaren heen sterk. “Vroeger teelden we nog in ruggen om zo weinig mogelijk grond mee te krijgen bij het oogsten. Dat is tegenwoordig helemaal verdwenen. Je moet namelijk zo efficiënt mogelijk omgaan met de grond die je hebt. Haalden we eerder zo’n 70 bloembollen van een vierkante meter, tegenwoordig zijn dat er 170. Per hectare heb je het dan over 10.000 kilo tegenover 6.000 kilo voorheen. Mechanisatie speelt bij die veranderingen natuurlijk een belangrijke rol.”

Van zeven en spoelen naar nettenteelt

“Zo ontwikkelden we negen jaar geleden een machine waarmee we de bloembollen al op het land kunnen zeven en spoelen. Daarmee reduceerden we de hoeveelheid grond die meekomt tot zo’n vijf procent.” Maar deze zeef- en spoelmachine heeft z’n langste tijd bij Maliepaard gehad. Twee jaar geleden experimenteerde Laurens voor het eerst met nettenteelt. Het eerste jaar ging het om 10 hectare, dit jaar al om 80. Komend seizoen gaat het bedrijf helemaal over.

Bij de nettenteelt liggen de bollen tussen twee netten. Hierdoor komt er bij het oogsten nauwelijks grond mee. Volgens Laurens gaat het rooien ook veel makkelijker. En deze methode is een stuk rustiger voor de bol waardoor er minder schade ontstaat. “Een ander belangrijk voordeel is dat er met deze rooimethode veel minder kleine bolletjes verloren gaan. En dat is kostbaar uitgangsmateriaal!”

Dure teelt

Volgens Jan van der Slik is de bollenteelt geen makkelijke teelt. Hij komt als adviseur van Van Iperen (voorheen namens Mol Agrocom) al 26 jaar bij het bedrijf van Maliepaard over de vloer. “Het gaat om een dure teelt. Als er iets mis gaat, kost het dus heel veel. Zo ben je sterk afhankelijk van het weer. Ook luistert het moment van rooien erg nauw. Bloembollen zijn bijvoorbeeld niet te vergelijken met aardappels. Als je een bloembol een week te lang in de grond laat zitten, is het over en uit.”

Opbrengend vermogen per grondsoort

Laurens vindt het belangrijk een goede relatie te hebben met zijn adviseur. “Je hebt iemand nodig die je bedrijf door en door kent. En met je meedenkt, want de uitdagingen volgen elkaar steeds sneller op. Neem bijvoorbeeld de precisielandbouw. Dat is natuurlijk ook voor ons interessant. Alleen hebben wij met zoveel verschillende soorten en maten bloembollen te maken dat we op dit moment alleen nog maar data verzamelen zonder er al te veel mee te doen. Dankzij gps weten we in ieder geval precies waar alles staat en dat is erg makkelijk voor de keuringsdienst. We willen ernaar toe dat we per grondsoort weten wat het opbrengend vermogen is.”

Jan: “Deze relatief kleine sector heeft ook steeds meer te maken met een smaller middelenpakket. Maar bij de opstart en ontwikkeling van precisielandbouw en een geïntegreerde aanpak hebben we meer dan ooit een effectief middelen- en maatregelenpakket nodig. Ook in de bloembollenteelt blijft dat de basis voor een gezonde en duurzame teelt. Als we aan deze voorwaarden voldoen, is er voor de bloembollen een mooie toekomst weggelegd.”

Eigen broeierij

Laurens voegt hieraan toe: “Het is keihard werken. Als je denkt dat je iets bereikt hebt en even achterover kan leunen, heb je het mis. ‘Normaal’ is tegenwoordig niet meer goed genoeg. Je moet ervoor zorgen dat alles top is. Alleen met die instelling kun je in deze sector overleven.”

Achterover leunen doet Laurens dan ook nooit. Voorheen teelde hij uitsluitend bloembollen voor broeierijen in binnen- en buitenland. Sinds enkele jaren heeft hij een eigen broeierij. Daar produceert hij zo’n 7 miljoen tulpen per jaar.

“De tulpen die mensen thuis in de vaas hebben staan, zijn afkomstig uit zogenoemde broeierijen. Dat zijn kassen waarin telers de bloembollen uitbroeien tot tulpen. Dat gebeurt in de periode januari tot en met half april. Zestien weken voordat ze de broeierij in gaan, komen de bollen in een kunstmatige winter door ze in een koelcel met een temperatuur van 2 graden te bewaren. Aan het eind van die kunstmatige winter brengt de teler de temperatuur omhoog naar 6 graden. Hierdoor gaan de bollen wortels ontwikkelen. Twee weken later gaan ze de kas in.”

Op trends inspelen

Door een eigen broeierij te beginnen, heeft Laurens nu veel meer beleving bij het product. Een goed voorbeeld van (keten)integratie. “Ook heeft hij meer gevoel bij datgene wat de markt vraagt. Dat is steeds meer de kunst van onze sector: je moet verschrikkelijk goed weten wat er in de markt speelt en wat de trends zijn. En daar moet je voortdurend op inspelen. De soorten die wij telen, nemen minimaal 2 hectaren per soort in beslag. Anders is het niet rendabel meer. Je moet dus echt zeker weten dat je daarmee goed zit. In het verleden kregen we weleens klachten van broeierijen. Daar konden we niet zoveel mee. Nu we zelf onze bollen uitbroeien, weten we precies wat er aan de hand is. En dan merk je dat veel klachten te maken hebben met problemen in de eigen broeierij. Als ze het bij ons goed doen, weet je zeker dat het probleem niet in de bol zit. En dat het inderdaad topkwaliteit is die wij leveren.”

De schaarste zorgde ervoor dat de prijs omhoog schoot. De eigendomsbewijzen van de tulpen werden verhandeld met veel winst. De duurste tulpenbollen werden verkocht voor 13 duizend gulden per stuk! Deze ‘tulpenwindhandel’ duurde van 1634 tot 1637 tot de regering er een eind aan maakte. Inmiddels was een aantal mensen wel schatrijk geworden, terwijl anderen al hun bezittingen hadden verloren.

De belangstelling voor de tulpenbollen was gewekt, maar het bleef een duur product. Pas begin 20e eeuw veranderde dat. Nu zijn tulpenbollen niet meer duur of apart, maar nog wel steeds razend populair: bijna de helft van alle bollenvelden staan vol met tulpen.

 

De teelt van bloembollen

De meeste mensen kennen de bollenteelt van de prachtig gekleurde velden in het voorjaar. En natuurlijk van de Keukenhof. De tulpen die op het land staan, brengen telers in bloei omdat bepaalde virusziekten alleen te zien zijn op de bloem. Zieke exemplaren kunnen ze daarom verwijderen. Dat is handwerk en gaat bed voor bed. Zodra dat werk achter de rug is, kopt de teler de tulpen machinaal zodat de plant de energie volledig in de ontwikkeling van de bol kan steken.

De geschiedenis van de tulp 

De bekende Nederlandse tulp kent een lange historie. De bloem is oorspronkelijk afkomstig uit Turkije. Niet voor niets is de naam afkomstig van het Latijnse tulipa, wat ‘tulband’ betekent. De bloem heeft er wel iets van weg. De reis van de tulp naar Nederland begint rond 1550. De rijke sultan Soeleiman had veel tulpen in zijn bezit. Omdat de destijds dure tulp in hoog aanzien stond, gaf de sultan soms bollen cadeau aan zijn belangrijkste gasten. Op die manier kwam er ook een aantal tulpenbollen bij een zekere Carolus Clusius terecht. Toen Clusius enkele jaren later het beheer over de kruidentuin van de universiteit van Leiden kreeg, pootte hij de tulpenbollen in de grond. Maar niet voor lang. Een aantal van zijn mooiste tulpenbollen werd uit de tuin gestolen. Hiermee begon een lucratieve handel in tulpenbollen.