13 maart 2019

Met één bar het land op

De visie van vader Gerard den Hartigh en zoon Laurens is duidelijk. Deze akkerbouwers koesteren hun land. Al jaren verbouwen ze suikerbieten, tarwe, gerst, aardappelen en knolselderij. Bij elke beslissing die ze nemen, staat de bodem voorop.

De boerderij in Klaaswaal is al meer dan een eeuw familiebezit. Vanaf 1870 gaat het bedrijf over van vader op zoon. Het monumentale woonhuis stamt zelfs uit de 18e eeuw. Op dit moment is het uitsluitend akkerbouw, vroeger hadden ze ook een boomgaard en zo’n 80 koeien. Gerard: “Stro, bietenblad, niets ging van het land af. De stalmest werd allemaal op het land gebruikt. Daardoor bleef het humusgehalte hoog.” Eigenlijk was het niet de bedoeling dat Gerard op de boerderij ging werken. Zijn oudste broer zou het bedrijf overnemen. Maar die had het na een paar jaar wel gezien. Gerard en zijn jongere broer Pleun namen het begin jaren 70 over. Gerard: “Ik ben meer een technische man. Mijn broer was verantwoordelijk voor de teelt.” Pleun overleed echter een aantal jaren geleden. Gerards zoon Laurens is de volgende generatie, hij draagt zorg voor de toekomst van de boerderij.

 

Groenbemesters

“Wij zijn geen kalenderboeren. Sommige akkerbouwers vinden dat alles voor Sinterklaas zwart moet zijn. Dat doen wij niet. We laten gerust de knolselderij tot half december staan. De mannen weten wat ze aan het doen zijn. “We nemen altijd bodemmonsters. Dan weten we precies wat de humuswaarde is.” De aanvoer van voedingselementen moet relatief hoog zijn, want door de hoge
opbrengsten is er ook weer veel afvoer. Daarom wordt er, ook in overleg met adviseur Edwin Kleijwegt van Van Iperen, gekozen voor groenbemesters. Met allerlei mengsels experimenteren ze om zo tot het beste resultaat te komen.

“We hebben nu een stuk land gehuurd. We merken dat de groei daar echt achterblijft. De opbrengst is maar liefst 20 procent minder. Ook de groenbemesters groeien minder goed. Het kost veel tijd om de bodemkwaliteit op niveau te krijgen, daar gaan jaren overheen.”

 

Materieel

Ook bij de keuze voor tractoren en machines wordt rekening gehouden met de bodem. Laurens: “Tractoren worden steeds zwaarder. Maar dat moet ook wel, want de machines worden ook steeds zwaarder. Zo blijf je bezig. Maar al die zware machines op je land, die maken je bodemlaag kapot. Wij kopen daarom relatief oude tractoren in het buitenland. Die zijn veel lichter en zijn beter voor je grond. We hebben sinds kort een nieuwe ploeg, de ecoploeg. Die is heel simpel en ploegt minder diep dan normaal, waardoor de organische stof meer in de teeltlaag blijft. Er kan weinig aan kapot gaan en hij weegt ook niet zoveel. Met deze nieuwe ploeg rijden we niet door de ploegvoren, maar we gaan er overheen.” Sommige akkerbouwers kiezen ervoor om tuinbouw
helemaal niet meer te ploegen. Edwin: “Dan moet je het hele machinepark aanpassen. En de onkruiddruk neemt dan toe, dan moet je heel veel herbiciden gebruiken.” Ook bij de andere voertuigen zijn aanpassingen gedaan. De knolselderijplantmachine heeft heel veel wielen. Daardoor is de druk op de bodem minder. De druk op de banden van de kiepwagens wordt teruggebracht naar één bar als ze het land op gaan. Gaan ze weer de weg op, dan worden de banden weer opgepompt.

 

Knolselderij

Knolselderij is een kleine teelt, slechts 1700 hectare in Nederland. Het past goed in het bouwplan, de rotatie is één op acht. “We hebben nu 25 hectare knolselderij. Het is een dure en risicovolle teelt.” 90 procent van de opbrengst is voor de export. De knollen worden gewassen en verpakt, zodat ze in Noorwegen, Zweden en OostEuropa zo de winkel in kunnen. Een grote uitdaging bij knolselderij is de onkruiddruk. Edwin: “We zijn in de loop van de tijd veel herbiciden kwijtgeraakt, waaronder Linuron. Dat spoot je aan het begin, vlak na het planten. Later kon je nog een keer corrigeren, dan spoot je nog een keer. Nu is die mogelijkheid er niet meer. Er wordt nog wel wat gedaan aan nieuwe toelatingen, maar het middelenpakket is heel beperkt.”

De schimmelziektes Sclerotinia en Phoma zijn de grootste bedreigingen voor de knolselderij. Bij Phoma groeien er bruine vlekken op en in de huid van de knol. De groenten komen dan in de industrie terecht, als het al afgezet kan worden. De prijs ligt dan een stuk lager. Als de knolselderij eenmaal geoogst is, is de bewaartemperatuur belangrijk. Gerard: “Daar heb je wel wat invloed op, maar ziektes neem je altijd vanaf het land mee.” Laurens vult aan: “De beste plek om het te bewaren is in de grond. Wij laten de knolselderij daarom zo lang mogelijk doorgroeien. Als ik ze een maand langer in de grond kan laten, kan ik ze daarna een maand langer bewaren.”

 

Toekomst

Ondanks de uitdagingen ziet Laurens wel toekomst in de knolselderij. “Eigenlijk is onze aanpak al biologisch. Als je voor een gezonde bodem zorgt, heb je meer kans op een gezond en vitaal gewas. Dat heeft minder ondersteuning en bestrijding nodig. Wij lopen op dit gebied wel voorop. Vrienden vragen vaak aan me hoe ze dingen moeten aanpakken. Akkerbouwers kunnen heel conservatief zijn, ze houden vaak vast aan hoe ze het altijd deden.”

Edwin is lovend over de akkerbouwers Den Hartigh: “Laurens is nog jong, hij kan zijn hele leven nog met dit bedrijf verder. Hij doet investeringen en hij ziet de waarde van de bodem. Want daar moet het wel gebeuren.” Laurens: “Edwin heeft altijd goed advies. Ik kan op hem terugvallen. Hij ziet ook wat er in de sector gebeurt en neemt die kennis weer mee naar ons. Dat heb je wel nodig.”

Edwin: “Het is ook gewoon leuk om te sparren met hen. In de winter gaan we met de grondmonsters weer een bemestingsplan maken, zodat de opbrengst weer zo hoog mogelijk wordt. Laurens is bereid om telkens dingen te proberen, zoals de mengsels met groenbemesters. Dat maakt het heel interessant.”

Laurens is heel tevreden over Van Iperen: “Het is een innovatief bedrijf, ze hebben heel vroeg ingespeeld op de vloeibare meststoffen. We zijn begonnen met rijbemesting in de suikerbieten. Zij hebben ons toen geholpen om het zo in te richten dat de opbrengst en de benutting van de meststoffen het hoogst was. Zij waren dit toen nog aan het ontwikkelen, de kosten droegen ze zelf.
Je ziet bij het TT+concept, dat wij al snel toepasten, dat de opbrengstkaart en bodemkaart grotendeels overeenkomen. Voor het bietenperceel is ook een opbrengstpotentiekaart gemaakt. We willen wel variabel zaaien, maar daar is de machine te oud voor. We bemesten al wel variabel. Maar er is nog veel meer mogelijk!”