23 september 2020

Het behoud van een typisch Zeeuws-Vlaamse teelt

Hoe kunnen we de bonenvlieg, die op dit moment de grootste bedreiging vormt voor de bruine bonen teelt, te slim af zijn? Een belangrijke vraag, zeker nu het middelenpakket steeds smaller wordt en er al jarenlang niets meer wordt gedaan aan de veredeling van de bestaande rassen. Samen met Termont & Thomaes, verwerker van Nederlandse peulvruchten uit Biervliet en akkerbouwer Frans Temmerman, doet Van Iperen verschillende proeven voor het behoud van deze typisch Zeeuws-Vlaamse teelt.

 

De grootschalige teelt van bruine bonen is direct verbonden met Zeeuws-Vlaanderen. Al decennialang is het gebied gespecialiseerd in kleine landbouwgewassen die er goed gedijen. Het extreme weer van de afgelopen jaren maakt het echter wel moeilijker. En omdat het een kleine teelt is, in 2019 ging het om ruim 1.400 hectare, wordt er nauwelijks meer onderzoek gedaan naar het uitgangsmateriaal. Er moet dus op een andere manier naar de teelt gekeken worden, willen we dit gewas voor Nederland kunnen behouden.

 

Bruine bonen hamsteren

Heidi Vercraeye van Termont & Thomaes: “Er is tegenwoordig veel meer vraag naar peulvruchten. Vanwege het hoge eiwitgehalte is het een uitstekende vleesvervanger, gezond, goedkoop en ook nog eens makkelijk te bewaren. Dit jaar ging de verkoop heel snel. Toen duidelijk werd dat Covid-19 de samenleving ernstig zou raken, begonnen veel landgenoten te hamsteren. Binnen vijf weken waren we door onze hele voorraad bruine bonen heen. Daar doen we anders meer dan een jaar over.”

In 2019 kwam Van Iperen bij Termont & Thomaes (T&T) met de vraag of zij het schonen en ontsmetten van zaaizaad, tarwe en gerst voor hun rekening konden nemen. Op hun beurt zocht T&T naar een ervaren en deskundige partner om hun akkerbouwers te ondersteunen met teeltadvies. Heidi: “Door de droogte in het voorjaar en het feit dat bruine bonen laat in het seizoen gezaaid
worden, kiezen veel akkerbouwers dit seizoen voor deze teelt en is schaarste nu niet aan de orde. De droogte zorgt er echter wel voor dat onze telers steeds meer behoefte hebben aan professionele teeltbegeleiding.” Frans Temmerman is een van die akkerbouwers die op contractbasis voor T&T teelt. “Ons bedrijf is vooral gericht op de teelt van zaden, zoals graszaad en peulvruchten. Al eerder hebben we een proef gedaan met Van Iperen en dat is ons goed bevallen. Vandaar dat we nu meedoen met de proef in de bruine bonen.” Johan Aarnoudse, groeispecialist akkerbouw
bij Van Iperen: “Frans heeft veel ervaring met de teelt van bruine bonen. En hij is erg nauwkeurig als het gaat om het aanleggen en onderhouden van de proeven.”

 

Bonenvlieg

Een van de belangrijkste vijanden van de bruine bonen is de bonenvlieg. Eind april, begin mei wordt dit insect wakker en zet het vrouwtje honderden eieren af in de grond boven de kiemende zaden. De larven boren gangen in die zaden. Daardoor staat de ontwikkeling van de plant stil en rotten de kiemplanten weg. Dat resulteert in een sterk verminderde opkomst. Voorheen werd het
zaad van tevoren ontsmet en kreeg het een coating mee die werkzaam was tegen zowel insecten als tegen schimmels.

Met het wegvallen van deze behandeling is er eigenlijk niets meer voorhanden tegen de bonenvlieg. Bij de aanpak van de bonenvlieg wordt vaak geadviseerd om in het najaar te ploegen waardoor de poppen een kleinere overlevingskans hebben doordat ze dieper in de grond worden gedrukt. Dat verkleint de kans dat ze boven komen. Johan: “Ik denk dat het goed is om het te doen, maar het is zeker niet dé oplossing. Waar het om gaat, is dat het zaad kan ontkiemen en op kan komen, zonder dat het door de larven wordt aangevreten. Vaak wordt er daarom gezegd dat je na de vlucht moet zaaien, maar die vluchtperiode duurt wel zes weken. Zaai je dus pas na die tijd, dan hebben we het over half juni, dan loop je het risico dat je met de oogst te ver in het najaar komt en het heel lastig wordt om de bonen onder de juiste omstandigheden en met de gewenste kwaliteit te dorsen.”

“We moeten het daarom veel meer zoeken in het versnellen van de opkomst. Als de eerste kiembladeren eenmaal boven de grond staan, dan valt een plant over het algemeen niet meer weg. Dus kiezen we bijvoorbeeld voor startmeststoffen met voldoende stikstof en fosfaat.” Frans: “Voorgaande jaren gebruikten we vooral drijfmest, daar zit alles wel in. Maar dat heeft ook een risico: bonenvliegen komen af op de geur van verterend plantaardig en dierlijk materiaal.”

 

Natuurlijke middelen

Johan: “Waar we bijvoorbeeld ook naar zoeken, zijn natuurlijke middelen waar de vlieg een hekel aan heeft. Zo hebben we een proef gedaan met een knoflookextract, maar dat was niet alleen voor de vlieg, maar ook voor de mensen die ermee moesten werken niet te harden.” In de proef die door Van Iperen bij Temmerman is aangelegd, is gekozen voor verschillende zaaimomenten. Een vroege, een normale en een late zaai. Door de Groene Vlieg wordt de aanwezigheid van de bonenvlieg gemonitord. Simpele valletjes die wekelijks worden geleegd en geteld. Daarmee krijgen we inzicht in de momenten dat de plaagdruk op z’n grootst is en welk zaaimoment dan het meest ideaal is.

 

Bemesting en biostimulanten

Naast de verschillende zaaimomenten, wordt er bij deze proef ook geëxperimenteerd met meststoffen en biostimulanten. Johan: “Als je de plant weerbaarder kan maken, zorg je er ook voor dat hij minder last heeft van abiotische stressfactoren als droogte, hitte en toenemende uv-straling. Dat doen we bijvoorbeeld met de inzet van bepaalde spoorelementen en zeewierextracten. Bij de bemesting doen we proeven met het strooien van meststoffen en vergelijken dat met het toepassen van bladbemesting. Dat laatste kan met name onder droge omstandigheden wel eens effectiever zijn dan strooien. Mangaan bijvoorbeeld, wordt makkelijker via het blad dan via de bodem opgenomen.”

 

Toekomst?

De vraag of het nog de moeite waard is om door te gaan met de bruine bonenteelt, wordt door alle betrokkenen positief beantwoord. Frans: “Het is een vlinderbloemige plant. Die levert zelf stikstof. Het is dus een belangrijk onderdeel van je bouwplan.” Johan vult aan: “Bij Van Iperen vinden we het belangrijk dat kleine teelten en daarmee een stuk biodiversiteit behouden blijven in Nederland.” Heidi: “Eiwitrijke gewassen nemen een belangrijke plaats in in de Nationale Eiwitstrategie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De vraag naar dit soort
gewassen zal dus eerder toe- dan afnemen.” Heidi: “Steeds meer afnemers stellen hoge eisen aan onze producten. Zo leveren wij onze bruine bonen aan HAK. Daarvoor moet PlanetProof geteeld worden.” Johan: “In de middelenkeuze en de bemesting moeten we daar dus ook rekening mee houden, zodat het product aansluit bij de eisen van de markt. Uiteindelijk willen we de resultaten van de proeven ter beschikking stellen aan al onze telers, zodat dit gewas niet alleen behouden blijft voor Zeeuws-Vlaanderen, maar dat we de teelt ook op een hoger niveau kunnen brengen.”