05 oktober 2020

Balans vinden tussen chemie en biologie in de fruitteelt

Toen ik als fruitteler begon, was er tegen elk beestje wel een middel. Vaak ook nog met een bredere werking. Nu bijna al die middelen uit het pakket zijn verdwenen, kom je kevers tegen die je vroeger nooit zag. Neem de perenknopkever, die kende ik niet eens. Nu moet ik daar elke twee jaar tegen spuiten.” In gesprek met teler Henk van Wetten uit Nieuw-Beijerland en adviseur Frank Eerland van Van Iperen over een geïntegreerde aanpak in de fruitteelt.

van wettenHenk: “Samen met mijn vrouw en vader vormen we een maatschap. Momenteel hebben we zestien hectare ingeplant, waarvan vier hectare appels en twaalf hectare peren.” Naast vrije rassen, heeft Henk ook ervaring opgedaan met een aantal clubrassen. De Wellant heeft het niet gered vanwege gevoeligheid voor vruchtboomkanker. Met de Junami lukt het gelukkig een stuk beter. Van Wetten onderscheidt zich vooral door het flinke areaal stoofperen. Naast de Gieser Wildeman heeft hij vijf hectare Saint Rémy staan. Deze zijn bestemd om verwerkt te worden tot kant en klare stoofperen voor de consument.

 

Veel veranderd

Tijdens de 33 jaar die Henk in de fruitteelt zit, is er veel veranderd. Zo is kwaliteit steeds belangrijker geworden. Vooral aan de hardheid van het fruit worden hoge eisen gesteld. “Mensen houden niet meer van een zachtere appel. Die wordt al snel afgedaan als ‘melig’. Het moment van plukken is daarom van groot belang. Omdat we een ethyleenblokker gebruiken, en het rijpingsproces daarmee nagenoeg wordt stilgelegd, moet de appel op het moment van plukken hard zijn, maar ook voldoende van smaak.

Verder mogen er bij voorkeur geen plekjes meer voorkomen op het fruit. Europese richtlijnen bepalen dat verruwing van de schil als gevolg van de perenbladvlo vrijwel niet is toegestaan. “Heb je daar last van, dan worden je peren meteen gekwalificeerd als klasse 2 of 3. Elke andere verruwing is toegelaten, maar is die veroorzaakt door de perenbladvlo, dan gelden er veel strengere eisen. Dat slaat, vind ik, nergens op, maar je hebt er wel mee te maken.”

Er zijn slechts een beperkt aantal toegelaten gewasbeschermingsmiddelen tegen de perenbladvlo en deze zijn niet altijd toereikend. “Vroegtijdig waarnemen is daarom essentieel. Als teler moet je er bovenop zitten. Dat kun je niet meer alleen overlaten aan je adviseur.” Frank vult aan: “Met de strenge eisen van de afnemers en een krimpend middelenpakket is het van belang om de ontwikkeling van ziekten en plagen nauwgezet op te volgen. Dit om te voorkomen dat ze uit de hand lopen, met schade tot gevolg. Het is belangrijk om voor jezelf als teler een schadedrempel te hanteren. Hierbij moet echter ook gekeken worden naar andere factoren, zoals de aanwezigheid van natuurlijke vijanden, de weersomstandigheden en de stadia van vruchtontwikkeling. Kortom: een geïntegreerde aanpak. Al met al stelt dit steeds hogere eisen op het gebied van kennis van zowel de teler als de adviseur.”

 

Plan B

van wetten

“Naast de inzet van middelen moet je bij de aanpak van veel plagen zorgen dat er voldoende natuurlijke vijanden in de boomgaard aanwezig zijn. Alle activiteiten zijn gericht op de instandhouding van het natuurlijk evenwicht tussen plaaginsecten en hun natuurlijke vijanden. Dat betekent in de eerste plaats dat we selectief spuiten, zodat we geen nuttige insecten doden. Daarnaast hebben we een plan B als het om voeding voor de nuttige insecten gaat. Wanneer er geen plaaginsecten zijn, moeten die immers wel voldoende voeding kunnen vinden. Wij hebben daarvoor onder andere het maaibeleid aangepast. Minder maaien betekent meer bloeiende bloemen, waardoor meer schuilplaatsen en meer voeding voor oorwurmen, spinnen, roofwantsen, fluweelmijten, roofmijten en lieveheersbeestjes.”

 

Van Wetten zet ook regelmatig roofmijten uit. Verspreiding gebeurt via de zogenaamde Biofruitura, een door Van Iperen ontwikkeld systeem dat op een heel eenvoudige manier op een reguliere boomgaardspuit gemonteerd kan worden. Voor het verspreiden van de biologische bestrijders wordt gebruik gemaakt van de luchtstroom uit de boomgaardspuit. Door het apparaat goed af te stellen, kunnen de bestrijders precies op de juiste plaats in het gewas worden geblazen, waarna ze hun weg in de boom kunnen zoeken.

 

Feromoonverwarring

Daarnaast maakt Henk gebruik van zogenaamde feromoonverwarring tegen de fruitmot. “Overal in de boomgaard hangen verdampertjes. Die geven de vrouwelijke lokstof af. Daar komen de mannetjes op af. Maar ze vinden geen vrouwtjes, waardoor er geen paring plaatsvindt. Dat is een geweldige en milieuvriendelijke uitvinding. Hiermee raak je overigens geen fruitmot kwijt. Je moet nog steeds af en toe chemie inzetten om ze echt op te ruimen, maar je houdt ze er wel mee in de hand.”

Ook klimaatverandering heeft grote invloed op de insectendruk. In 2008 ontdekte Henk dat hij twee middelen gebruikte die ook schadelijk waren voor de natuurlijke vijanden van bloedluis. Deze middelen waren wel onschadelijk voor volwassen nuttigen, maar niet voor de larvestadia. “Die middelen hebben we er toen uit gedaan. Sindsdien hebben we nauwelijks last meer gehad van bloedluis, tot 2018. In dat voorjaar hebben we hier een ruim een half uur durende hagelbui gehad. Het was de eerste en tot nu toe enige keer dat de hele boomgaard blank stond.
En dat had enorme impact op de stand van het aantal natuurlijke vijanden. Het laat zien dat het evenwicht soms heel wankel is.” Om hagelschade in de toekomst te voorkomen, heeft Henk een flink deel van zijn boomgaard inmiddels voorzien van hagelnetten. Niet alleen de hagel, ook harde wind en zelfs lichte nachtvorst worden door dit net geweerd.

Frank bevestigt: “Door de huidige droogte hebben we nu veel last van luizen. De roze perenluis bijvoorbeeld, die had ik nog niet vaak gezien. Nu kom je die in elk perceel tegen. We hebben met factoren te maken die we zelf niet in de hand hebben. Dat kan betekenen dat we selectief chemie moeten inzetten om te corrigeren.”

 

Geïntegreerde aanpak

Henk: “Gewasbescherming is ingewikkeld geworden. Elk middel heeft zijn eigen eisen als het gaat om het gebruik, residu en drift. Helaas sluit veel wetgeving niet meer aan op de praktijk. Zo mogen we sinds kort bepaalde middelen alleen inzetten wanneer sprake is van 99% driftreductie. Maar de meeste spuiten kunnen dat niet aan. 97,5% is het maximaal haalbare. Dus eigenlijk mag je die middelen niet meer gebruiken, of je moet weer investeren in de nieuwste boomgaardspuit.” Frank: “Het geeft aan dat je het als fruitteler niet alleen meer af kunt met de middelen die nog gebruikt mogen worden. We moeten voor een geïntegreerde aanpak kiezen, anders gaan we het niet redden.”

De ‘groene lobby’ in ons land is sterk, dus het zal er in de toekomst niet makkelijker op worden. Belangenorganisaties als LTO en NFO hebben daarom een belangrijke taak. Je kunt je verzetten tegen alle ontwikkelingen, maar dat lijkt mij zinloos. Ik heb geleerd dat het beter is om mijn eigen weg te vinden in de huidige situatie. Blijvend op de rem trappen, is doodvermoeiend.”

Meer weten: fruitteeltbedrijfvanwetten.com