Neerslag, droogte en temperatuur hebben groot effect op het bodemleven. Dit blijkt uit een recent onderzoek door Eurofins Agro en Van Iperen. Het advies is daarom om BodemlevenMonitor meerdere keren gedurende het seizoen uit te voeren en om de winter een nulmeting te doen. Zo krijg je het beste beeld van de actuele status van het bodemleven.
Bodemleven is een essentieel onderdeel van het agrarische ecosystemen en wordt beïnvloed door veel factoren zoals kleigehalte, de organische stof en het weer. Deze factoren spelen een belangrijke rol bij het begrijpen van bodemgezondheid en -kwaliteit.
Om inzicht te krijgen in het effect van fysische eigenschappen, temperatuur en neerslag op het bodemleven, heeft Van Iperen samen met Eurofins gedurende een periode van drie maanden grondonderzoek met BodemlevenMonitor uitgevoerd. Deze analyse vond elke drie weken plaats en bood de mogelijkheid om het bodemleven onder verschillende omstandigheden te bestuderen.
Het onderzochte perceel heeft een heterogene bodemsamenstelling, waarbij de grondsoort niet overal het zelfde is (afbeelding 1). Plot A heeft een klei percentage van 15% en een organische stofgehalte van 1,8% (tabel 1). Plot B daarentegen heeft een klei percentage van 18% en een organische stofgehalte van 3,5%. Opvallend is dat het organische stofgehalte in plot B bijna twee keer zo hoog is als in plot A en dat er in plot B meer klei aanwezig is. De vraag die oprijst; wat betekent dit voor het bodemleven?
De totale microbiële biomassa, bestaande uit totaal bacteriële en totaal schimmel biomassa, is gemeten met BodemlevenMonitor. Gemiddeld is de microbiële biomassa in plot A lager dan in plot B. De verklaring hiervoor is het verschil in klei en organische stof. Grond met een hoger gehalte organische stof bevat meer microben en dit is terug te zien in deze metingen.
| Parameter | Plot A | Plot B |
| Microbiële biomassa (mg PLFA/kg) | 12.8 | 23 |
| Organische stof gehalte (%) | 1.8 | 3.5 |
| Klei (%) | 15 | 18 |
Tabel 1: Microbiële biomassa, organische stofgehalte en klei percentage van plot A en plot B. Bron: Eurofins Agro 2023
In grafiek 1 zijn alle vijf de metingen in plot A en plot B te zien. Wat opvalt is dat de hoeveelheid microbiële biomassa afneemt. De fysische eigenschappen veranderen over het algemeen niet in deze korte periode dus is er naar andere verklaringen gekeken zoals neerslag en temperatuur.
In grafiek 2 is de temperatuur en de hoeveelheid neerslag weergegeven van april tot en met juli. De pijltjes geven de vijf momenten weer waarop BodemlevenMonitor is uitgevoerd. Op het moment van de derde monstername was het erg droog en de temperatuur nam toe. Door temperatuurverschil, maar vooral droogte, kan de microbiële biomassa afnemen. Zodra er weer regen valt en de omstandigheden weer gunstiger zijn, zal het bodemleven zich weer vermeerderen.
Temperatuur, neerlag en andere factoren kunnen een aanzienlijk effect hebben op het bodemleven. Om een juist beeld te krijgen van de status van het bodemleven is het raadzaam om meerdere meetmomenten aan te houden. Voor een goede nulmeting is het advies om een monster te nemen in de winter. In deze tijd van het jaar is het bodemleven stabieler dankzij de lagere en minder variabele temperatuur.
Heeft u interesse in de BodemlevenMonitor? Neem dan contact op met één van onze bodemspecialisten.
Oeps! We konden je formulier niet vinden.