Rudi Slabbekoorn uit Driewegen
Aan de rand van het Zeeuwse dorp Driewegen, omringd door dijken en met de Westerschelde op de achtergrond, ligt het fruitteeltbedrijf van Rudi Slabbekoorn (60). Een boomgaard van tien hectare met bekende appel- en perenrassen als Elstar, Red Prince, Conference, Doyenné en een klein percentage Triomphe voor de bestuiving. Rudi is de vierde generatie in dit familiebedrijf, dat ooit startte als gemengd bedrijf. “Mijn vader en moeder zijn destijds volledig overgegaan op fruit. Voor mij is het nooit anders geweest.”
De liefde voor de fruitteelt zat er bij Rudi al van jongs af aan in. “Als kleine jongen liep ik het liefst met mijn vader in de ,boomgaard. Mijn broers en zus moesten ook helpen, maar voor hun was het een straf, voor mij beslist niet. Peren telen vind ik echt fantastisch.” Opvolging heeft Slabbekoorn niet. Binnen nu en vijf jaar hoopt hij te stoppen. “De grond is erg gewild, grote kans dat er in de toekomst akkerbouw voor in de plaats komt.”
Slabbekoorn heeft ervoor gekozen om ziekten en plagen op twee van zijn tien hectare duurzaam te bestrijden. Daarbij maakt hij gebruik van natuurlijke vijanden. Die aanpak is in de Nederlandse fruitteelt nog geen gemeengoed. Zijn experiment is een interessant voorbeeld voor collega-telers die willen verduurzamen maar twijfelen over de risico’s. “Het is een leerproces,” zegt Slabbekoorn nuchter, “het verandert de manier waarop je naar je boomgaard kijkt.”
Slabbekoorn zet lieveheersbeestjes, zweefvliegen en gaasvliegen in tegen bladluizen en perenbladvlo. Ook plaatst hij roofmijten en roofwantsen om andere plaaginsecten onder controle te houden. “Als deze laatste insecten geen prooien hebben, verdwijnen ze weer, dus het is belangrijk dat je altijd een bepaalde mate van plaagdruk houdt om de roofmijtpopulatie stabiel te houden.”
Hoewel Slabbekoorn de afgelopen jaren geen grote problemen had met perenbladvlo, ziet hij wel nieuwe uitdagingen opdoemen met andere plagen zoals roestmijt en de roze appelluis. Dit vereist een andere manier van observeren, maar het vraagt ook geduld, iets wat niet altijd vanzelfsprekend is in de conventionele fruitteelt. “Vroeger sprong ik meteen op de trekker om te spuiten zodra ik een plaag waarnam,” zegt hij. “Nu bekijk ik alles met meer rust. Ik benader het probleem vanuit een ander perspectief.”
Voor Rudi is het project een continu leerproces, waarin hij meer leert over het gedrag van de natuurlijke vijanden die hij inzet. “We maken gebruik van de Bioventura, maar we hangen ook heel veel zakjes op met roofmijten. In die zakjes zitten insecten in verschillende levensstadia, eitjes, larven en volwassen mijten. Zodra je ze uithangt komen de volwassen mijten uit het zakje gekropen, later de jonge larven en nog wat later komen de larven uit de eitjes. Het duurt dus zeven weken voordat de laatste roofmijt uit het zakje komt. Op deze manier heb je geen piek aan mijt, maar is de aanwezigheid van deze natuurlijke vijand mooi over de hele periode verdeeld.” Door dit nauwgezet bij te houden en te observeren, hoopt hij de balans in zijn boomgaard te bewaken zonder in te hoeven grijpen met chemische middelen. In de peren was ingrijpen soms nodig, maar hij streeft ernaar dit zoveel mogelijk te beperken. “Er is altijd een grens aan de schade die je wilt accepteren, maar ik merk wel dat ik steeds meer bereid ben die grens te verleggen.”
“Ik heb door deze aanpak anders leren kijken naar plagen,” vertelt Slabbekoorn. “Een aangetast blad door de roze appelluis ziet er op het eerste gezicht verontrustend uit, maar als je nauwkeurig kijkt, zie je dat er vaak ook eitjes van zweefvliegen in de buurt liggen. Dit betekent dat de natuurlijke vijand al aan het werk is. Je leert dan om niet meteen actie te ondernemen, omdat de natuur zelf een groot deel van de bestrijding overneemt.” Als bewijs laat hij een tak zien, waar halverwege duidelijk schade is te zien van de roze appelluis. Maar daar is het bij gebleven. Natuurlijke vijanden hebben de plaag opgeruimd waardoor de tak zich verder gezond heeft ontwikkeld.
Een belangrijk aspect van een duurzame teelt is de bodem. Slabbekoorn geeft veel aandacht aan het beheer van zijn grond. Door slechts vier of vijf keer per jaar te maaien, creëert hij een omgeving waarin natuurlijke vijanden zich goed kunnen ontwikkelen. “Strokenpoetsen doe ik al jaren niet meer,” vertelt hij. “Hierdoor schep je de juiste omstandigheden voor bijvoorbeeld een stabiele populatie oorwormen.” Slabbekoorn heeft daarnaast geprobeerd om bloemenmengsels in te zaaien om bijen en andere nuttige insecten aan te trekken, maar dit bleek lastig. Een gras-klavermengsel werkte beter, daarnaast zaait hij in augustus groenbemesters zoals gele mosterd op de zwartstrook. Deze planten onderdrukken onkruid en verbeteren de bodemstructuur. Voor bemesting gebruikt hij een mix van kunstmest, zuivere stikstof, stalmest en compost. Op basis van stikstofanalyses bepaalt hij of hij in juli en augustus nog extra moet fertigeren.
De stap naar meer natuurlijke bestrijding zet Slabbekoorn niet alleen. Technisch specialist fruitteelt Thom van der Riet van Van Iperen ondersteunt hem bij de beslissingen die nodig zijn om deze aanpak te laten slagen. Van der Riet kent geen andere teler in Nederland die deze stap op twee hectare durft te nemen. “Veel telers zijn huiverig en denken dat de inzet van biologie in de fruitteelt niet mogelijk is, maar Rudi laat zien dat het wel degelijk kan. Er is moed voor nodig en de bereidheid om te experimenteren.” De uitdaging om duurzame methoden in de praktijk te brengen ziet Rudi als noodzakelijk voor de toekomst. “We kunnen niet op de oude voet door blijven gaan. Naast het feit dat we te maken hebben met een steeds kleiner middelenpakket, hebben we ook een verantwoordelijkheid naar het milieu. Ik hoop dat mijn ervaringen andere telers inspireren om ook te gaan experimenteren. Als we met een groep telers aan de slag gaan, kunnen we echt impact maken.”
Slabbekoorn hoopt dat zijn twee proefhectares uiteindelijk zullen uitgroeien tot zijn volledige tien hectare, mits de komende jaren voldoende perspectief bieden. “Dit eerste jaar hebben we veel geleerd,” zegt hij. “Ik hoop dat andere fruittelers die dit lezen ook geïnspireerd raken. Begin gewoon eens met een hectare. De natuur heeft veel meer te bieden dan we denken. Kijk anders naar je boomgaard en geef de natuur de kans om te helpen.”
Over Thom van der Riet
Ook Thom (27) is opgegroeid tussen de peren. Zeven hectare Conference. Daarnaast hebben zijn ouders een zorgboerderij. Inmiddels is dat zo uitgegroeid dat de perenteelt een neventak is geworden. “We bieden dagbesteding aan alle leeftijdsgroepen, van ouderen met lichte dementie tot kinderen met een verstandelijke beperking. Daarnaast zijn we een paar jaar geleden begonnen met een agrarisch kinderdagverblijf. Dat is heel populair.” De passie van Thom ligt echter bij het fruit. Zijn agrarische opleiding heeft hij gedaan aan de HAS in Den Bosch. Begin 2024 werd hij aangenomen bij
Van Iperen. Voor Slabbekoorn heeft hij respect. Er zijn tot nu toe geen andere fruittelers in Nederland die dit aandurven. Slabbekoorn laat zien dat er echt wel mogelijkheden zijn. Een nadeel is de toenemende schaalvergroting. Dat maakt het lastiger om dit soort dingen uit te proberen. Maar het is beslist de moeite waard, zeker met het oog op de toekomst.”