“Vroeg” over de vorst strooien:
Voor een vroege kalibemesting kunt u meestal gebruik maken van chloorhoudende kali.
Dan moet er wel ruim voor het zaaien of poten gestrooid kunnen worden. De chloor heeft dan nog tijd om uit de bouwvoor te zakken. Daarmee wordt de zoutbelasting voor het te zaaien of poten gewas een stuk lager. Hoe lichter uw grond (< 25 % slib) hoe gevoeliger voor een te hoge zoutbelasting. Op deze gronden blijft het raadzaam om voor een chloorarme meststof te kiezen als u niet minimaal 8 weken voor het zaaien of poten kunt strooien. Op zwaardere gronden is 4 weken voor zaaien of poten een richtlijn.
Advies basisbemesting indien kort voor de teelt gestrooid gaat worden:
Voor kiemende en/of chloorgevoelige gewassen als: vlas, boontjes, wortelen en zaaiuien is het raadzaam om chloorarme kalimeststoffen te kiezen als er kort voor het zaaien wordt gestrooid. Dit geldt ook bijvoorbeeld voor vroege aardappelen op lichtere gronden. Overige gewassen zoals late aardappelen en plantuitjes kunnen een normale gift aan chloorhoudende kali wel verdragen.
Delen van giften gedurende het groeiseizoen verlaagt de zoutbelasting natuurlijk ook.
Zie het schema hieronder voor uw juiste kalimeststof keuze:
Zoals u in het schema kunt zien hebt u voor een chloorarme kalibemesting aan de basis de keuze uit drie meststoffen: Kaliumsulfaat, Patentkali of Polykalisulfaat
Polykalisulfaat is een kalimeststof met het breedste aanbod aan elementen: kali, magnesium, zwavel en calcium. Door de langzamere afgifte van de mineralen en zijn chloorarme eigenschap een meststof met een zeer lage zoutbelasting. Dus heel geschikt om vlak voor het zaaien of poten toe te dienen.
Patentkali is ook een chloorarme meststof, deze bevat geen calcium maar wel 10% Magnesium.
Kaliumsulfaat ook wel Kali 50 genoemd, is chloorarm maar bevat geen magnesium en calcium.
Potashplus is hiervoor een goed alternatief als u veel waarde hecht aan de breedte van het mineralenaanbod, minder kilo’s per ha wilt strooien en een beetje chloor geen probleem vormt, zoals bijvoorbeeld voor aardappelen op gronden met 25 % slib of hoger.
Strategie gehele kalibemesting in aardappelen en uien i.c.m. beregenen:
Heeft u de mogelijkheid heeft om onder droge omstandigheden tijdens het groeiseizoen te kunnen beregenen? Start dan met een lage kalibasisgift. Bewaar de overige giften voor bijbemesting tijdens de teelt. Doe dat dan zo mogelijk voor iedere beregeningsbeurt (vanaf de 2e keer beregenen). Dit versterkt het groeieffect van beregenen. Omdat uw gewas dan niet alleen water opneemt, maar ook mineralen binnen krijgt wat meer groeikracht voor het gewas oplevert.
Keuzeschema juiste kalimeststof:
Vochthuishouding:
Kali regelt de vochthuishouding van de plant. Zo zorgt voldoende beschikbaarheid van kali voor een verminderde droogtegevoeligheid.
Transport van zetmeel en suikers naar knol of bol:
Waar het element kali het vochttransport binnen de plant stimuleert is daar ook een directe relatie met opname en transport van overige mineralen het loof – of bladapparaat in. Een voldoende kali opname tijdens de loofgroeifase draagt ook sterk bij aan het neerwaartse transport van reservevoedsel de knol of bol in (zetmeel en suikers).
Kwaliteit geoogste product:
Als we kijken naar de kwaliteit van de geoogste producten, zien we dat kali vanuit zijn functie in de plant zorgt voor een langere bewaarbaarheid, meer stevigheid en een lagere kans op stootblauw in aardappelen. Door een stimulering van opslag van reservevoedsel naar knol of bol leidt dat ook vaak tot een hoger droge stofgehalte.
Als vuistregel geldt dat er voor aardappelen minimaal 350 kg K2O en voor zaaiuien minimaal 200 kg K2O voor totale gewasopname beschikbaar moet zijn. Voor een gewas als peen zelfs wel tot 400 kg K2O. In het algemeen gesteld gaat het dus om 200-400 kg opneembare kali per ha voor het gewas. Of er een basisbemesting gewenst is, kunt u aflezen op uw bodemanalyse. De onderstaande parameters en hun waardering zijn bepalend voor het wel of niet strooien van een basisbemesting kali:
We hebben dit voor u vertaald naar een advies voor basis – bij en/of bladbemesting van kali.
(onder basisbemesting valt ook de kali uit drijfmest, hoewel die heel ruim voor de opname door het gewas wordt toegediend. De kans dat er een deel onder de bouwvoor terechtkomt is dan ook reëel. Daarom lijkt het verstandig om voor aardappelen en uien van maximaal 50 % benutting uit te gaan)
De functie van magnesium in het gewas
Bladgroenvorming:
Magnesium is in de plant een belangrijke bouwsteen in de vorming van bladgroenkorrels (chlorofyl). Hoe meer bladgroen, hoe hoger ook de benutting van andere mineralen. Doordat magnesium bijdraagt aan stevige en gezonde bladeren, wordt dit ook in verband gebracht met verminderde gevoeligheid voor schimmelziektes in het loof.
Met betrekking tot de bemesting van magnesium voor uw gewas, is op uw bodemanalyseverslag m.n. de Mg-plantbeschikbaarheid belangrijk. Dit vanwege het feit dat het voor een plant belangrijk is om zijn behoefte aan magnesium vroeg op te kunnen nemen. Hieronder een voorbeeld:
Kieseriet is de meeste gebruikte magnesium strooimeststof (26% MgO). Daarnaast zit in een aantal kalimeststoffen ook magnesium (zie schema kalimeststoffen hierboven).
Algemeen is op uw gehele bedrijf een aanvoer van minimaal 50 kg MgO en 50 kg SO3 nodig. Vooral de magnesiumbehoefte wordt in de akkerbouw nogal eens onderschat.
De functie van calcium in het gewas
Celwandstevigheid:
Calcium is een element wat met name in de eerste groeifase van de plant van groot belang is. Bij de cel strekking en groei van de plant wordt veel calcium gebruikt voor opbouw van de celwanden en membranen binnen de cellen. Wanneer een plant calciumtekort heeft, komt dit de stevigheid van de cellen niet ten goede(klappende cellen = bruine stippen of bladranden).
Zeker voor producten die bewaard moeten worden na de oogst kan calciumtekort dramatische gevolgen hebben. Grote bewaarverliezen, inwendige verkleuring, afwijkende bakkleur en verhoogde indroging worden versterkt door een calciumtekort. Kortom, dit geldt voor aardappelen, uien, wortelen, knolselderij, witlof etc.
Op uw bodemanalyse komt calcium op drie manieren voor:
1) Koolzure kalk: schelpjes etc, niet door de plant opneembaar
2) Ca-plantbeschikbaar: wat direct voor de planten beschikbaar is
3) Ca-bodemvoorraad: vanuit de voorraad wordt Ca-plantbeschikbaar aangevuld
Met betrekking tot de calciumopname door uw gewas is met name de calcium-plantbeschikbaar van belang. Die waarde geeft aan hoeveel calcium een plant in het begin van zijn groeiperiode op kan nemen.
Het is belangrijk dat vanaf de begingroei voldoende opneembare calcium beschikbaar is voor de plant. Calcium kan door de plant niet actief worden opgenomen, maar wordt via de groeipuntjes van de worteluiteinden met vocht mee naar binnen getransporteerd. Een actieve verdamping is een voorwaarde voor de opname van calcium in de plant. Gewassen nemen het grootste deel van hun totale behoefte aan calcium in de jeugdgroeifase op te nemen. Bij aardappelen zijn de eerste 60 dagen van opkomst belangrijk en bij zaaiuien de groeifase tot zich 3 echte pijpjes ontwikkeld hebben. Daarbij zorgt het element Borium (max. 150 gr/ha) ervoor dat de Ca beter door de plant getransporteerd kan worden naar waar nieuwe cellen gevormd worden. Om een snelle beschikbaarheid van calcium in de jeugdfase te verbeteren hebben we de onderstaande meststof ontwikkeld:
Powerbasic Caldera 8 % N + 10 % CaO + Bo + Mn kan worden toegepast voor het zaaien of planten of tussen poten en frezen van de aardappelen. Deze meststof is speciaal ontwikkeld voor toepassing in aardappelen om een betere schil – en inwendige kwaliteit te krijgen. De beschikbaarheid van de calcium in deze meststof (calciumnitraat) is zeer goed.
Let op: deze meststof altijd apart spuiten en uw spuit van te voren reinigen met regen of leidingwater. Na toepassing goed leeg spuiten en naspoelen. Er kan namelijk gips ontstaan als de calcium reageert met zwavel waar het dan ook vandaan komt bij een volgende tankbeurt.