20 april 2017

Praktijkonderzoek: 67% kuilen te lage dichtheid, inkuilmiddel effectief

Uit praktijkonderzoek blijkt dat 67% van de kuilen een te lage dichtheid heeft. Vaak zijn de omstandigheden niet zodanig om dit te doorbreken. Uit het onderzoek blijkt ook dat wanneer deze kuilen zijn behandeld met een inkuilmiddel, het risico op broei vele malen kleiner is. Ook kuilen onder de 40 procent drogestof conserveren zonder inkuilmiddel onvoldoende.

Robbert Ebbers en Cor Koorn, studenten van de HAS in Dronten, hebben in samenwerking met Groeikracht BV, Van Iperen BV en additievenfabrikant Lallemand hun praktijkonderzoek omtrent inkuilmanagement en -middelen afgerond. Ze analyseerden hiervoor 27 kuilen bij 26 verschillende veehouders. De dichtheden van de kuilen zijn gemeten, de temperatuur is op verschillende dieptes gemeten en er is een 2e monster van de kuil genomen. Daarnaast is er data rond de aanvoersnelheid en gewicht op de kuil verzameld wat betreft het management interessante informatie heeft opgeleverd.

Risico op slechte gisten en bacteriën

Een belangrijke voorwaarde voor in 1e instantie een goede conservering en in 2e instantie het voorkomen van broei, is een hoge dichtheid in de kuil. Een vuistregel welke daarbij wordt gehanteerd is dat er minimaal 240 kilo droge stof in een mᶟ moet zitten. Hoe lager de dichtheid hoe groter het risico dat slechte gisten en bacteriën te lang van zuurstof voorzien zijn en de kuil minder snel stabiel wordt of bij het openen van de kuil te snel weer zuurstof opneemt. Dit maakt namelijk de aanwezige ‘slechterikken’ actief, met broei tot gevolg.
Uit het onderzoek bleek dat 67% van de kuilen niet aan de 240 kilo drogestof/mᶟ komt. Dan kan op 2 manieren opgelost worden, of de aanvoersnelheid van het gras naar de kuil moet naar beneden , of het gewicht op de kuil moet naar boven. Beide mag natuurlijk ook. Echter in de praktijk wil je misschien liever niet langer over het inkuilen doen of staat de collega-veehouder ook weer in de planning voor de loonwerker.

In het praktijkonderzoek waren best veel bedrijven waar de aanvoer tussen de 40 en 60 ton gras per uur was. Echter boven de 40 ton aanvoer per uur haalde geen van de kuilen de gewenste dichtheid van 240 kilo drogestof /mᶟ. Het gebruik van een inkuilmiddel kan dan een goede verzekeringspremie zijn voor een goede conservering en het tegengaan van broei en de ontwikkeling van gisten en schimmels, zo bleek uit het onderzoek.

Verschillen tussen wel of geen behandeling

De behandelde kuilen gingen in temperatuur niet of nauwelijks omhoog, ook bij de lagere dichtheden niet. Het azijnzuur uit de middelen doodde de gisten om temperatuursverhoging tegen te gaan. Ook was er een duidelijk verschil tussen verlies aan suikers tussen behandelde en niet behandelde kuilen en waren de behandelde kuilen veel eerder stabiel.

De grootste verschillen werden geconstateerd bij de kuilen < 40% droge stof. Onbehandelde kuilen beneden 40% drogestof waren binnen 4 weken nog niet stabiel. De toevoeging van voldoende melkzuurvormende (homofermentatieve) bacteriën maakte de kuilen veel sneller stabiel. Ook werd duidelijk dat de toevoeging van azijnzuurvormende (herterofermentatieve) bacteriën significant meer azijnzuur en propionzuur in de kuilen lieten zien. Azijnzuur is dan weer belangrijk voor het doden van gisten en het voorkomen van broei en propionzuur voor het tegengaan van schimmels.
Uit de verschillende behandelingen was ook te concluderen dat bij een hogere dosering (aantal bacteriën in cfu/gram gras), de gevormde zuren voor een betere conservering zorgden en het tegengaan van broei/gisten en schimmels het hoogste waren. De kuilen met de hoogste dosering hadden dan ook de hoogste conserveringsindex en de laagste broeigevoeligheidsindex.

Wel of geen inkuilmiddel

Voorop gesteld, slecht management is niet goed te maken met een inkuilmiddel. En een inkuilmiddel met de juiste dosering is effectief tot 55% droge stof. Bacteriën hebben nu eenmaal voldoende vocht nodig. Boven 55% droge stof is het jammer van de investering.

Echter een inkuilmiddel blijkt in 75% van de gevallen een maximale inzet van het management wel te belonen. We hebben nu eenmaal te maken met een ‘gewenste’ snelheid van inkuilen waardoor de dichtheid niet altijd hoog genoeg is (67 % in dit onderzoek). Daarnaast hebben we in de praktijk ook te maken met vervuiling door zand en of mest. Een inkuilmiddel met melkzuurvormende en azijnzuurvormende bacteriën maakt het ‘leger’ sterk genoeg voor een frisse en smakelijke kuil en geeft meer melk uit gezond ruwvoer.

Lees de resultaten van het onderzoek