04 november 2019

“Je moet af van het idee dat mensen meer moeten gaan eten. Het moet gaan om een betere kwaliteit!”

Gekleed in een blauw colbertje loopt hij tussen de perenbomen door. Op het moment dat wij hem spreken is hij nog voorzitter van de raad van bestuur van ACCON-AVM. Een paar weken later is dat voorbij en is hij twee tot drie dagen per week te vinden in zijn boomgaard. Maar dan niet meer in colbert. In gesprek met Peter Feijtel (54) uit ‘s Heer Arendskerke.

Afkomstig uit een Zeeuwse fruitteeltfamilie, koos Peter voor de opleiding tot registeraccountant. 25 jaar geleden werd hij directeur van accountants- en adviesbureau ACCON. Na vijf jaar het kantoor in Goes te hebben geleid, werd hij bestuursvoorzitter van de landelijke organisatie. “ACCON is ooit door de agrarische sector zelf opgericht. Nog altijd heeft het bedrijf een flink aandeel in
de fruitteeltsector. Ik schat dat 50% van de fruittelers in Nederland klant is van ACCON.”

 

Kringloop

FeijtelNu, een kwart eeuw later, wil Peter een groot deel van zijn tijd aan de perenteelt wijden. “Ik ga steeds meer ontdekken dat het leven een soort kringloop is. Dat zie je natuurlijk terug in het fruit. Het valt me op hoe krachtig die kringloop is. Ondanks bijvoorbeeld de droogte van vorig jaar, zie je dat de natuur gewoon doorgaat. Daarin is de invloed van de mens eigenlijk maar heel beperkt.” Het bedrijf van Feijtel telt inmiddels 20 hectare, waarvan een deel helemaal biologisch. “Het gaat in de agrarische sector vaak over getallen. Maar uiteindelijk gaat het niet om het volume. De vraag is wat je met je areaal doet. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw is de agrarische sector steeds meer gericht op productie. Daar zijn we in Nederland heel erg goed in. Er is geen ander land dat zo efficiënt met landbouwgrond omgaat. Maar de houdbaarheid van die manier van werken is echt aan z’n einde.”

 

Meekijken

“Daarnaast hebben we te maken met druk vanuit de samenleving. Gezondheid is een steeds groter issue.” Volgens Feijtel bevindt de sector zich echter in een tredmolen, waar je als teler niet zo gemakkelijk uit kan stappen. “De uitdaging is om duurzaam, maar wel rendabel te telen. Ik denk dat we in de toekomst consumenten de gelegenheid moeten geven om met ons mee te kunnen kijken, bijvoorbeeld door hen in jouw boomgaard te laten recreëren. Toeristen zijn er in Zeeland genoeg.” Ook is het volgens Feijtel van belang dat we meer in harmonie met de natuur gaan produceren. “Dat betekent dat je de kringloop en de balans in je boomgaard op orde moet hebben. Ook wát en de manier waarop je teelt is belangrijk. Als je dat goed weet te verkopen, zijn mensen best bereid om meer voor je product te betalen.” Zelf heeft hij een paar jaar geleden gekozen voor de Sweet Sensation, een perenras dat meer van de teler vraagt – het is een moeilijke teelt – maar die ook meer opbrengt. Daarnaast is Feijtel steeds meer biologisch gaan telen. “Biologisch telen is een eerste stap in het kader van kringlooplandbouw, maar zeker niet de laatste. Uiteindelijk kunnen bedrijven op de lange termijn, in mijn visie, alleen overleven wanneer ze het circulaire gedachtengoed in de volle breedte gaan toepassen.”

“Elke fruitteler moet keuzes maken, als hij wil blijven telen. Daarbij is het van belang dat je niet hetzelfde gaat doen als je buurman. Kies het ras dat je wilt telen. Vraag je af of het misschien verstandig is om er zachtfruit bij te doen. Denk na of je wel of niet biologisch wil telen en vraag je af of je recreatie toe wilt laten, bijvoorbeeld in combinatie met een landwinkel.”

 

Biologisch

“Dat vraagt om een vooruitziende blik. Wil je van gangbaar overstappen op biologisch, dan kost je dat gewoon een aantal jaar. Ook de keuze voor een ander ras maak je natuurlijk niet zomaar. Daar is de investering veel te groot voor. Dus kies voor een product met een hogere toegevoegde waarde, waarvoor de moderne mens bereid is om te betalen. Mensen krijgen steeds meer te besteden. De bereidheid om meer te betalen voor een onderscheidend product, is daardoor ook veel groter. Je moet af van het idee dat mensen meer moeten gaan eten. Het moet gaan om een betere kwaliteit!” Uiteraard vraagt de keuze voor biologisch om een andere aanpak. Niet zelden leidt die aanpak tot verrassingen. Begin van dit seizoen ontdekte Feijtel in zijn biologische teelt plotseling roze appelluis. Een plaag die in de gangbare teelt niet of nauwelijks meer voorkomt.

FeijtelBinnen afzienbare tijd zat de hele boomgaard onder de roze appelluis. “Op advies van Frans Eerland van Van Iperen werden groene middelen ingezet, maar daarmee kun je de plaag alleen maar onderdrukken. Verder moet je dan wachten op de komst van natuurlijke vijanden. Geweldig om dat natuurlijke proces te zien plaatsvinden. Uiteraard zorgt deze plaag voor schade en is de productie minder. Maar dat wordt hopelijk gecompenseerd door een hogere prijs.”

Voor Feijtel is de spanning tussen de korte en de lange termijn de grootste uitdaging. Het liefst zou hij zijn bedrijf zo snel mogelijk omvormen naar een volledig biologisch fruitteeltbedrijf, maar de investeringen zijn daarvoor te hoog. “Het kost je heel veel geld en je weet nooit helemaal zeker of je de juiste keuzes maakt. Dus je doet de dingen langzamer dan je eigenlijk zou willen. Ik denk dat ik weet waar ik naartoe moet, maar dat moet ik dus in fases zien te realiseren.”

 

Water

“In het ideale plaatje teel ik 50% biologisch, 50% clubras, zijn de bomen jonger dan 15 jaar en heb ik het hele jaar door de beschikking over water, ook van bovenaf.” Water wordt in Zeeland een steeds groter probleem. Telers moeten volgens Feijtel dus ook na gaan denken over het aanleggen van een eigen watervoorziening. “Het is toch heel raar dat we in de winter bezig zijn om al het overtollige regenwater zo snel mogelijk af te voeren naar de Oosterschelde, terwijl we in de zomer een tekort hebben aan water. Dat moet anders.” Plantweerbaarheid speelt in het denken van
Feijtel een grote rol.

“Het is de kunst om die boom zo vitaal mogelijk te krijgen. Anders gezegd: hoe zorg je ervoor dat die boom gelukkig is? Dat begint al bij de bodem. Ik geloof dat er op het gebied van de bodemgesteldheid nog heel veel valt te winnen. De grond hier is heel bont. We hebben veen, klei en zand. Dus je moet ook plaatsspecifiek naar je bodem kijken. Dat doe ik samen met Frans.”

Frans: “We hebben hier met een vooruitstrevende teler te maken. En dat past perfect bij Van Iperen. Samen zijn we voortdurend bezig om te kijken hoe het nog beter kan. Op basis van bodemmonsters brengen we selectief organische mest op. Denk aan houtsnippers, groencompost en kippenmest. Ook kijken we of we nuttige insecten, zoals de oorwurm, uit kunnen zetten in de strijd tegen de perenbladvlo. Voor de gangbare teelt hebben we een fertigatieschema opgezet. Daarmee brengen we alle hoofdelementen bij de boom, die deze op dat moment in het seizoen nodig
heeft. Zodat die boom van bloei tot rui niets tekort komt. En dat heeft zichtbaar effect. Afhankelijk van de omstandigheden hoef je in het seizoen alleen nog wat bij te sturen.”

 

Innovatie

Feijtel: “Samen met Van Iperen streven we naar een optimale teeltsituatie. Bemesting, spuiten, alles overleg ik met Frans. Dat heb je gewoon nodig. Als agrariër wordt je steeds meer afhankelijk van kennis. Niet alleen als het gaat om je toeleveranciers, maar ook als het gaat om de markt. Je moet dus de juiste spelers om je heen verzamelen. En daar is Van Iperen een heel belangrijke van.”

Volgens Feijtel heeft dat vooral ook te maken met het feit dat Van Iperen in alle sectoren actief is. “Innovatie ontstaat heel vaak als twee of meerdere sectoren elkaar kruisen. Vooral van de glastuinbouw kunnen wij heel veel leren, bijvoorbeeld op het gebied van recirculatie van water. Van Iperen vervult daar een voortrekkersrol in.”